Betaald Voetbal Organisatie en de kunst van het begeleiden buiten de jeugdopleiding
Auteur: Frank Abbenhuis
Datum: 8 mei 2017

Daar lopen ze dan, jochies in de leeftijd van 8, 9 jaar tot en met jonge mannen die bijna 18 zijn. Voetbaltenue aan, scheenbeschermers om. Schoenen in alle kleuren en maten. Inmiddels stromen alle dagen in de week de accommodaties van de Betaald Voetbal Organisaties (BVO) in Nederland vol met jeugdspelers.

Al die spelers hebben maar 1 droom: profvoetballer worden! Allemaal willen ze de nieuwe Messi, Ronaldo of Griezmann zijn. Trainen doen ze twee, drie, soms 4 keer in de week. Daar komen nog 1 of 2 wedstrijden bij. Voetbal is hun leven. Dag in, dag uit staat voetbal op nummer 1. En dat allemaal om hun droom na te streven: Het worden van profvoetballer.

Bij het scouten van de jongens wordt rekening gehouden met, en gekeken naar, bepaalde niveaus: leervermogen, zelfontwikkeling, geboortemaand effect, groeispurt, puberteit, kalender- en biologische leeftijd, rijpheid etc. Gedurende het seizoen wordt er bij de jongens gekeken naar diverse aspecten, kwaliteiten, eigenschappen: techniek, tactiek, fysiek, mentaal, persoonlijkheid.  Al deze punten worden opgeslagen in een soort van spelers volgsysteem binnen de BVO.

Naarmate het seizoen vordert, breken er spannende, soms zenuwslopende tijden aan. Voor jonge voetbaltalenten die bij een BVO spelen zijn de maanden april en mei de tijd van de POP-gesprekken, waar meestal de beslissing of het kind wel of niet mag blijven aan verbonden is. Blijdschap volgt uiteraard bij een positieve beslissing, verdriet bij een negatieve:daar gaat de droom om profvoetballer te worden!

En daar sta je dan als ouder, wellicht zelf ook teleurgesteld omdat ook jouw droom in duigen valt. Misschien heeft de BVO nog enkele adviezen meegegeven. Van enige verdere begeleiding is geen spraken. Het hoeft ook niet altijd noodzakelijk te zijn. Veel gezinnen zijn prima in staat het verdriet en de teleurstelling op passende wijze een plek te geven. Maar let op. Het kind kan extra teleurgesteld zijn omdat het voelt dat het tekort schiet in de ogen van de ouder(s).

Voor spelers in de jongste leeftijdscategorie is het vaak anders. Die zijn nog volop in ontwikkeling. Vaak worden ze uitgenodigd (gescout) omdat ze beter presteren dan hun leeftijdsgenootjes. Ze doen dan mee aan  een aantal proeftrainingen met een eventueel langer verblijf tot gevold. In andere gevallen worden ze enkele jaren, tot aan de overgang naar het middelbaar onderwijs, gevolgd en opgeleid binnen de BVO. Een eventuele afwijzing is dan vaak een lichte teleurstelling, daar komt de jongen relatief snel weer over heen.

In een jeugdopleiding van een BVO zitten diverse leeftijdscategorieën. En iedere categorie heeft specifieke begeleiding nodig. Een BVO weet dat vaak prima binnen de eigen jeugdopleiding te faciliteren. Trainers (al dan niet met een pedagogische opleiding) en (kinder)psychologen zijn tegenwoordig in dienst van een BVO.  

Ook talenten gaan “puberen” wanneer ze de leeftijd van 12, 13 jaar bereiken. Bij pubers speelt die aantrekkelijke omgeving buiten het voetbal een grote rol. Er komen in hun leven steeds meer aantrekkelijke alternatieven, zoals uitgaan en de mogelijkheid om een bijbaantje te nemen. De hormonale veranderingen spelen in die leeftijdsfase ook een grote rol. De meeste jongens hebben moeite om goed te plannen, vrienden vanuit school of uit de buurt doen een beroep op hen. De wil om profvoetballer te worden is bij sommige jongens niet altijd sterker dan de invloeden van buitenaf. En niet alle gezinnen waar een talent vandaan komt zijn “sterk en hecht” genoeg om het kind te begeleiden. 

“Verder zit je natuurlijk met leeftijden van jeugdspelers. Jongens in de vroege puberteit vereisen een andere benadering dan spelers van 16, 17 jaar die op de drempel van de A-selectie staan. Daar kun je niet zo maar een jeugdtrainer op zetten.” Johan Cruyff, Johan Cruyff, mijn verhaal, blz 169

Er moet veel opzij worden gezet om de droom te verwezenlijken. Wanneer een kind in de jeugdopleiding van een BVO zit, weet het dat het af kan vallen aan het eind van een seizoen. Vaak gaat het om niveaus en aspecten die eerder genoemd zijn. Soms gaat het om randzaken waar de speler of het gezin mee te maken hebben. Gedrag van het “talent”, het sociale klimaat waar de jongen uit komt (met alles wat daarbij komt kijken aan invloeden). Voor jongens die volop in de puberteit zitten, voelt dat als falen. Het is een enorme teleurstellingen een deuk in het zelfvertrouwen. Daar spat de droom uiteen. Vrienden op school, uit de buurt. Wat zullen die wel niet denken. Verkeerde invloeden van buitenaf in combinatie met een (tijdelijk) gebrek aan  zelfvertrouwen. Alles wat de jonge voetballers hebben moeten laten gedurende hun verblijf binnen de jeugdopleiding van een BVO, willen ze inhalen. Waarom zouden ze nog hun best doen? Hun droom najagen? Ze worden niet goed genoeg bevonden. Een misstap ligt op de loer. Met eventuele grote gevolgen…

Een sportvereniging, dus ook een BVO, kan, naast andere vindplaatsen als het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg, een belangrijke plek zijn voor het signaleren van opvoed- en opgroeiproblemen.

Mustapha Nakhli (bureau Nakhli Mondial): “De begeleiding van absolute talenten is niet altijd even makkelijk. Zij hebben eigenlijk geen jeugd, lopen te veel dingen mis. Soms gaat het later fout omdat ze willen inhalen wat ze in hun jeugd hebben gemist. Dat moet dus heel goed worden begeleid.”


“Wat vooral heel belangrijk is dat je een jonge voetballer leert om alle emoties te kanaliseren.” Voetbal  International, 20 december 2016, 51/52


BVO’s geven allemaal aan “maatschappelijk” betrokken te zijn. Het betreft dan  maatschappelijke projecten op het gebied van participatie, educatie en gezondheid. Voor de BVO’s die pretenderen “meer dan voetbal” te zijn is een duurzame relatie met  maatschappelijke partners cruciaal. Bij projecten die gericht zijn op ingewikkelde sociale problematiek, (jeugdzorg) is de expertise van de partners onontbeerlijk. Bovendien zijn personele inzet en financiële krapte dé knelpunten voor BVO’s bij het uitvoeren van de activiteiten. Een groot deel van financiering en de uitvoering van de projecten zal de komende jaren van de partners moeten komen.

BVO’s investeren in het “talent” zolang het deel uitmaakt van de jeugdopleiding van de BVO.  Ook vader en/of moeder, broertje(s), zusje(s) zijn (in)direct betrokken. Of ze nu willen of niet. Het dagritme wordt bepaald door de tijden van trainingen, de data en tijden van wedstrijden, het heen en weer rijden naar de trainingen en wedstrijden, enzovoort. Maar de BVO’s bieden hen nauwelijks tot geen begeleiding of ondersteuning. Daar zijn geen mensen of financiën voor vrijgemaakt. Indien er problemen gesignaleerd worden zal een BVO gebruik maken van de het net werk van de huisarts die aan het gezin verbonden is.  . Die neemt vervolgens, indien nodig, contact op met iemand uit het (in)formele netwerk van het gezin, zoals een leerkracht of een professional. Maar wanneer een jongen compleet uit de jeugdopleiding van de BVO wordt uitgeschreven, is er geen enkele nazorg meer en trekt de BVO zijn handen er van af.

In beide gevallen is het tegenstrijdig met wat een BVO pretendeert. Maatschappelijk betrokken te zijn. Zolang de BVO er maar beter van wordt en het hen iets oplevert. Het zou de plicht van een BVO moeten zijn om het traject na de jeugdopleiding ook te begeleiden. Let wel: we hebben het hier niet over de voetbalkwaliteiten en zakelijke belangen. Daar zorgen de BVO’s en spelersmakelaars/ begeleiders (die als aasgieren op spelers duiken wanneer ze de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt) zelf voor.

 “Het is bovendien één van de dingen die in Europa niet goed is geregeld. Daar is men zelden of nooit bezig met het voorkomen van problemen. Vandaar al dat gedoe met voetballers die uit een arm gezin komen, goed kunnen voetballen en dan rijk worden. Ga er maar aan staan. Probeer dat maar te verwerken. De begeleiding van dat soortprocessen mis je bij eigenlijk alle clubs. Omdat de werelden te ver uit elkaar liggen. De leiding, de directeuren en managers die dat in de gaten moeten houden, begrijpen de cultuur van dat soort spelers niet. Zij hebben wel gestudeerd, hebben maatschappelijk iets bereikt, maar zijn niet in staat om zich te verplaatsen in de achtergrond van a; die jongeren en kinderen. Wie begeleidt ze, wie corrigeert ze? In Europa is daar nog veel terrein mee te winnen.”

Johan Cruyff, Johan Cruyff, mijn verhaal, blz 88.

Maar pedagogische en maatschappelijke ondersteuning ontbreekt volledig wanneer een kind zijn droom moet laten varen door aanwijsbare oorzaken. En dan kan de juiste begeleiding een kind (en gezin) zo enorm helpen om weer terug te keren in de wereld buiten de BVO. Vaak gaat het maar om een handvol gevallen waar begeleiding nodig zou zijn. Maar zij tellen ook mee. 

De droom om profvoetballer te worden hoeft nog niet voorbij te zijn. Er zijn tientallen voorbeelden van voetballers die in de jeugdopleiding af vielen binnen een BVO, het via een andere BVO of een amateur club met een goede jeugdopleiding,wel gered hebben om toch nog profvoetballer te worden. Er zijn vele factoren die in zo’n proces een rol kunnen spelen, maar de allerbelangrijkste is toch wel dat een voetbaltalent (en zijn ouders!) zich niet teveel van de wijs laat brengen, plezier in het spelletje houdt en vooral: doorgaat!! Met de ondersteuning en begeleiding vanuit de BVO of professionals die zij zelf regelen.